Term |
Toelichting |
angklung |
Viertoons muziekensemble bestaande uit metallofonen . De term angklung wordt ook gebruikt voor een ensemble van bamboe-instrumenten die geluid geven wanneer ze geschud worden. |
angsel |
Dansbeweging die door het muziekensemble wordt benadrukt met een plotselinge verandering van ritme, melodie en/of dynamiek. |
balaganjur |
Percussie-orkest met onder andere kendang , ceng-ceng kopyak en reyong . Deze muziek wordt bij rituele processies gespeeld en bij crematieplechtigheden. |
bapang |
Specifiek gongpatroon: gong-kempur-kentong-kempur-gong. |
baris |
Type (krijgs-)dans die door één of meer dansers wordt uitgevoer. De baris tunggal (tunggal=alleen), die door één danser wordt uitgevoerd, is de meest gangbare van deze dansen. |
batèl |
Specifiek gongpatroon: gong-tong |
byong |
Reyong -slag waarbij gelijktijdig op twee ketels wordt geslagen. Hierbij worden de ketels niet gedempt. |
byot |
Reyong -slag waarbij gelijktijdig op twee ketels wordt geslagen. De ketels worden kort na de aanslag gedempt. |
calung |
Instrument met metalen toetsen waarop de kernmelodie ( pokok ) wordt gespeeld. |
ceng-ceng |
Metalen bekken(s). ceng-ceng is ook de naam van een instrument bestaande uit kleine bekkens die op een houten paneel zijn bevestigd en die met twee lossen bekkens worden geslagen. ceng-ceng kopyak zijn handbekkens die onder andere bij lelambatan en balaganjur worden gebruikt. |
colotomie |
Ritmische basisstructuur van een (Balinees) muziekstuk. Deze term wordt specifiek gebruikt bij cyclische (=zich herhalende) patronen. |
ding |
Naam van de eerste noot van een vier- of vijftoonse toonschaal. |
dong |
Naam van de tweede noot van een vier- of vijftoonse toonschaal. |
deng |
Naam van de derde noot van een vier- of vijftoonse toonschaal. |
dung |
Naam van de vierde noot van een vier- of vijftoonse toonschaal. |
dang |
Naam van de vijfde noot van een vijftoonse toonschaal. |
gambang |
Muziekensemble bestaande uit metallofonen en bamboe-instrumenten. |
gambuh |
Traditioneel opera-achtig genre. |
gangsa |
Instrument met koperen toetsen dat met een houten hamer wordt bespeeld. Dit instrument komt onder andere voor in de gong kebyar , gong gedé en semar pagulingan ensembles. |
gangsa kantilan |
Het kleinste van de twee types gangsa . De kantilan klinkt een octaaf hoger dan de pemade . |
gangsa pemade |
Het grootste van de twee types gangsa . |
gender |
Instrument met koperen toetsen dat met twee houten speelstokken wordt bespeeld. |
gender rambat |
Gender-type dat onder andere deel uitmaakt van pelegongan-ensembles. |
gender wayang |
Gender-type met slendro stemming dat onder andere wordt bespeeld als begeleiding van schimmenspellen. |
gilak |
Gongpatroon: gong . . . gong kempur . kempur gong |
gong |
Naam voor de grootste van de twee gongs in een gongsectie. De term gong is op Bali ook het woord waarmee een muziekensemble wordt aangeduid. |
gong gedé |
Traditionele muziekvorm die vroeger aan de koninklijke hoven werd gespeeld. |
gong kebyar |
Muziekvorm die in het begin van de 20e eeuw is ontstaan. |
gongan |
Gongcyclus (zie aldaar). |
gongcyclus |
Een zich herhalend patroon gespeeld door de gongsectie. |
gongsectie |
Groep instrumenten bestaand uit de gong , kempur en kentong. |
homofoon |
Deze term wordt gebruikt voor muziek waarbij de verschillende partijen éénstemmig klinken. |
jegog |
Muziekstijl gespeeld door viertoonse bamboe-instrumenten. |
jegogan |
Metallofoon met koperen toetsen. Het grootste en laagstgestemde instrument in een orkest. |
jet |
Reyong -slag waarbij gelijktijdig op twee ketels wordt geslagen. De ketels worden na de aanslag niet opgetild. Daardoor klinkt de aanslag dof. |
joged |
Dansvorm die afgeleid is van de legong -dansstijl en begeleid wordt door bamboe-instrumenten. |
kawitan |
Introductie of openingsdeel van een compositie. |
kebyar |
Passage zonder vaste gongstructuur, met een grillige melodie en plotselinge veranderingen in tempo en dynamiek. |
kempli |
Klankketel die met een met touw omwonden houten stok wordt bespeeld. De kempli wordt gebruikt om de maat te slaan. |
kempur |
De kleinere van de twee gongs in een ensemble. |
kempyung |
Interval van vier noten. |
kendang |
Balinese trommel met aan weerszijden een gespannen leren vel. |
kendang cedugan |
Speelwijze van Balinese trommels waarbij een stok wordt gebruikt. |
kentong |
Kleine gong die met het houten gedeelte van een gong-stok wordt geslagen. Dit geeft een schelle toon die contrasteert met die van de gong en kempur . |
kotekan |
Speelwijze waarbij een melodie opgesplitst wordt over meerdere instrumenten. Doordat elk instrument slechts een beperkt aantal noten van de melodie speelt kan met deze techniek een grote speelsnelheid worden bereikt. |
kreasi baru |
Nieuwe compositie volgens traditionele compositieregels. |
lanang |
‘Mannelijk’. Deze term wordt gebruikt bij een aantal instrumenten waarvan een hoog en een laag gestemde versie bestaat. Het mannelijke instrument is altijd het hoogst gestemde van beide. Zie ook wadon . Het ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ gestemde instrument verschillen qua toonhoogte duidelijk van elkaar, in tegenstelling tot de penumbang en pengisep instrumenten (zie aldaar). |
legong |
Verzamelnaam voor vrouwendansen die waarschijnlijk uit de gambuh zijn ontstaan. |
legong kraton |
Zie legong . Het woord k(e)raton (koninklijk hof) suggereert dat deze dansen vroeger als koningsvermaak werden opgevoerd. |
lelambatan |
Muziekstijl gespeeld door gong gedé instrumenten. Kenmerkend is de plechtige en gedragen sfeer. |
metallofoon |
Muziekinstrument waarbij het resoneren van een metalen deel (bijvoorbeeld een toets, ketel of bekken) de klank doet ontstaan. |
neliti |
Basismelodie die door solo-instrumenten ( ugal , suling , trompong ) wordt omspeeld. |
ngempat |
Zie kempyung . |
ngunjal angkihan |
Circulaire ademhaling |
norot |
Een specifieke versiering van de basismelodie die door de gangsa en reyong wordt gespeeld. |
nyog cag |
Kotekan -vorm waarbij de instrumenten om-en-om een noot spelen. |
ombak |
Opzettelijke zweving of trilling die ontstaat doordat twee op elkaar afgestemde instrumenten een fractie van elkaar verschillend zijn gestemd. |
panggul |
Slaghout of hamer. |
patet selisir |
Modus die bestaat uit de noten 1 – 2 – 3 – 5 – 6 van de pelog toonschaal. |
patet sunaren |
Modus die bestaat uit de noten 2 – 3 – 5 – 6 – 7 van de pelog toonschaal. |
patet tembung |
Modus die bestaat uit de noten 1 – 2 – 4 – 5 – 6 van de pelog toonschaal. |
pelegongan |
Zie legong . |
pelog |
Één van de twee toonschalen die gebruikt worden bij traditionele Balinese muziek. Zie ook slendro. |
pemetit |
Vierde en meest rechter speelpositie van de reyong. |
pengawak |
Opening of introductiedeel van een compositie. |
pengecet |
Het laatste deel van de compositie. |
pengenter |
Tweede speelpositie van de reyong. |
pengisep |
Instrument met de hoogste stemming bij op elkaar afgestemde instrumenten. Zie ombak en penumbang . |
penumbang |
Instrument met de laagste stemming bij op elkaar afgestemde instrumenten. Zie ombak en pengisep . |
penyorog |
Eerste en meest linker speelpositie van de reyong. |
pokok |
Basismelodie die door de calung wordt omspeeld. |
polos |
Één van de twee partijen van een kotekan . (Zie ook sangsih ). De polos -partij volgt vaker dan de sangsih -partij de hoofdmelodie en speelt ook vaker ‘on beat’. |
ponggang |
Derde speelpositie van de reyong. |
reyong |
Instrument bestaande uit gestemde ketels die door vier speler wordt bespeeld. |
sangsih |
Één van de twee partijen van een kotekan . (Zie ook polos ). De sangsih -partij speelt vaker ‘off beat’ dan de polos -partij. |
saron |
Instrument met metalen toetsen die met twee hamers worden geslagen. Onderdeel van een gambang -orkest. |
selisir |
zie patet selisir. |
semar pagulingan |
Traditionele muziekstijl, gespeeld op 7-toonse instrumenten. |
semarandana |
Relatief modern instrumentarium waarmee verschillende muziekstijlen gespeeld kunnen worden. |
slendro |
Één van de twee toonschalen die gebruikt worden bij traditionele Balinese muziek. Zie ook pelog. |
suling |
Balinese fluit. |
sunaren |
zie patet sunaren. |
tabuh |
Compositie. |
tabuh kreasi baru |
Zie kreasi baru. |
tari lepas |
‘Losse’ dans die geen deel van een verhalende vertoning uitmaakt. |
tari topeng |
Maskerdans. |
tembung |
zie patet tembung. |
topeng |
Masker. |
trompong |
Metallofoon bestaande uit gestemde ketels die door één speler wordt bespeeld. Solo-instrument. |
tunggal |
Alleen, solo. |
ubit empat |
ubit-ubitan -patroon waarbij beide partijen samen vier noten beslaan. |
ubit telu |
ubit-ubitan -patroon waarbij beide partijen samen drie noten beslaan. |
ubit-ubitan |
Verzamelnaam voor kotekan -patronen waarbij beide partijen soms gelijktijdig en soms na elkaar spelen. |
ugal |
Metallofoon met koperen toetsen die met een houten hamer wordt bespeeld. Dit instrument omspeelt bij de gong kebyar de basismelodie met deels geïmproviseerde patronen. |
wadon |
‘Vrouwelijk’. Deze term wordt gebruikt bij een aantal instrumenten waarvan een hoog en een laag gestemde versie bestaat. Het vrouwelijk instrument is altijd het laagst gestemde van beide. Zie ook lanang . |