Toonschalen
Balinese instrumenten zijn gestemd volgens één van twee toonschalen, slendro en pelog. Deze twee schalen komen oorspronkelijk uit Java.
Slendro. Deze toonschaal bestaat uit vijf tonen. Tot de instrumenten die slendro gestemd zijn behoren de gender wayang, bamboe-instrumenten zoals tingklik en joged-ensembles, en de angklung (zie les 4 voor uitleg over muziekgenres). De notatie hieronder laat bij benadering de relatieve toonsafstanden zien.
Pelog. Deze toonschaal bestaat uit zeven noten. De meeste instrumenten die volgens deze toonschaal zijn gestemd bevatten slechts vijf van de zeven noten. Pelog gestemde orkesten zijn onder andere de gong kebyar, de gong gedé, de semar pagulingan, de gambang en de jegog.
Op Bali worden drie van pelog afgeleide vijftoonse modi (patet) gebruikt.
patet selisir – bestaat uit de noten 1 – 2 – 3 – 5 – 6 (ding – dong – deng – dung – dang).
patet tembung – bestaat uit de noten 1 – 2 – 4 – 5 – 6 (dung – dang – ding – dong – deng).
patet sunaren – bestaat uit de noten 2 – 3 – 5 – 6 – 7 (dung – dang – ding – dong – deng).
In onderstaande Engelstalige video wordt een demonstratie gegeven van een slendro toonschaal op een Javaanse gender en van een zeventoonse pelog toonschaal op een Balinese zeventoonse gangsa (waarschijnlijk onderdeel van een semarandana orkest). De spreker laat op dit laatste instrument ook de toonladder van de selisir modus horen.
Ombak
De gangsa, calung, jegogan en gender rambat zijn paarsgewijs gestemd. Daarbij klinkt één instrument een fractie hoger dan het andere. Het verschil in frequentie is bij gong kebyar instrumenten ongeveer 10 Hertz. Hierdoor ontstaat een karakteristieke trilling, de ombak (golf). Het laaggestemde instrument heet penumbang (gonzer), het andere pengisep (zuiger).